vastgoedhandelaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vast·goed·han·de·laar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vastgoedhandelaar vastgoedhandelaars
vastgoedhandelaren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vastgoedhandelaarm

  1. (beroep) iemand die gebouwen koopt en verkoopt
     Van Koningsveld: "Ik kwam die constructie voor het eerst tegen in 1990 toen ik onderzoek deed naar de criminele organisatie van Klaas Bruinsma. Hij maakte gebruik van een witwasconstructie via een offshore-vennootschap in Hong Kong. En vastgoedhandelaar Jan-Dirk Paarlberg heeft op die manier geld witgewassen voor Willem Holleeder. De methodes zijn hetzelfde gebleven de afgelopen jaren.”[1]
     In Amsterdam is vandaag het proces gestart rond de liquidatie van vastgoedhandelaar Willem Endstra. Drie mannen staan terecht voor betrokkenheid bij zijn dood. Endstra werd ruim elf jaar geleden vermoord, maar tot een veroordeling kwam het nooit. Het Openbaar Ministerie denkt nu genoeg bewijs in handen te hebben, maar volgens de verdediging heeft justitie absoluut geen stevige zaak.[2]
Verwante begrippen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 17 november 2022 Weblink bron
    Guido van Ophoven
    “'10 miljard euro belasting ontdoken via brievenbusfirma's'” (Maandag 5 oktober 2015, 13:57), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 17 november 2022 Weblink bron
    Remco Andringa
    “Rechtszaak liquidatie Willem Endstra van start” (Maandag 2 november 2015, 11:53), NOS