vakantiecheque

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • va·kan·tie·che·que
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vakantiecheque vakantiecheques
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vakantiechequem

  1. tegoedbon die men kan gebruiken voor het betalen van een vakantie
     De winnares won een vakantiecheque van € 250,-, te besteden bij VVV Zeeland Vakantie. In 2013 zal de fotowedstrijd wederom georganiseerd worden.[1]


Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 20 december 2023 Weblink bron “Almelose wint Zeeuwse fotowedstrijd” (14-02-2013,), Tubantia