uitschotlaag
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: uitschotlaag (hulp, bestand)
- IPA: / ˈœytsxɔtˌlax / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- uit·schot·laag
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | uitschotlaag | uitschotlagen |
verkleinwoord | uitschotlaagje | uitschotlaagjes |
Zelfstandig naamwoord
- (waterbeheer) laag rijsbossen, die verder in het water reikt dan de daarvoor gelegde laag, bij het uitvoeren van bleeslaag of baardwerk
- ▸ ⧖De (rijshout-)bossen worden zoover over elkaar gelegd, m.a.w. men schiet de bossen zoover vooruit, als in verband met de stroomsterkte en het draagvermogen der uitschotlaag wenschelijk is. Hoemeer men de bossen uitschiet, dus minder over elkaar laat lippen, des te dunner wordt de uitschotlaag en des te minder drijfvermogen zal deze bezitten. Men moet om behoorlijk over de uitschotlaag te kunnen loopen, een voldoend aantal rijsbossen daarin verwerken.[2]
Gangbaarheid
- Het woord 'uitschotlaag' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron L.G. van Breen“Hollands'rijshout” (1920), Oosterbaan en Le Cointre, Goes, p. 92
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 12
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Waterbeheer in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal