uithouder
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- uit·hou·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | uithouder | uithouders |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de uithouder m
- voorwerp om iets ergens weg van te houden
- iemand die kan uithouden (volhouden)
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- [1] uithouderhoek
Gangbaarheid
- Het woord uithouder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.