troggelden af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • trog·gel·den af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aftroggelen

troggelden af

  1. meervoud verleden tijd van aftroggelen
    • Wij troggelden af. 
    • Jullie troggelden af. 
    • Zij troggelden af. 


Gangbaarheid