tript

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tript

Werkwoord

vervoeging van
trippen

tript

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trippen
    • Jij tript. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van trippen
    • Hij tript. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van trippen
    • Tript!