toucheert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tou·cheert

Werkwoord

vervoeging van
toucheren

toucheert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toucheren
    • Jij toucheert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toucheren
    • Hij toucheert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van toucheren
    • Toucheert!