ton af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ton af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aftonnen

ton af

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aftonnen
    • Ik ton af. 
  2. gebiedende wijs van aftonnen
    • Ton af! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aftonnen
    • Ton je af? 

Gangbaarheid