tolerant

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • to·le·rant
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen tolerant toleranter tolerantst
verbogen tolerante tolerantere tolerantste
partitief tolerants toleranters -

Bijvoeglijk naamwoord

tolerant [1]

  1. verdraagzaam
    • Hoogleraar Gordijn: "We hebben in Nederland het idee dat we heel tolerant zijn. Zo zien mensen uit het buitenland ons ook. Totdat die hier komen wonen, en zich realiseren dat wij ook maar mensen zijn, met onze eigen vooroordelen."[2] 
  2. de weerstand tegen het effect van een bepaalde stof
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen