tolboom
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- tol·boom
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tolboom | tolbomen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de tolboom m
- een hek dat de weg afsluit en pas opengaat als men de tol heeft betaald
Synoniemen
Hyperoniemen
Vertalingen
1. draaibaar hek of opklapbare slagboom bij een tolhuis waarmee een weg kan worden afgesloten
Gangbaarheid
- Het woord tolboom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tolboom" herkend door:
73 % | van de Nederlanders; |
48 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be