tierig

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

tierig bloeiend koolzaad
Uitspraak
Woordafbreking
  • tie·rig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen tierig tieriger tierigst
verbogen tierige tierigere tierigste
partitief tierigs tierigers -

Bijvoeglijk naamwoord

tierig [2]

  1. met veel levenslust
     Wie het tierig groeiende onkruid in zijn tuin aantreft, kan de plant het beste diep uitgraven en afvoeren.[3]
     Wie een fruithaag aanplant moet er wel op letten dat zijn leiboompjes geënt zijn op een zwakgroeiende onderstam. Vruchtbomen zijn altijd op een onderstam geënt en als die te tierig is, is het moeilijk om de groei in de hand te houden.[4]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

72 % van de Nederlanders;
62 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. tierig op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. Bronlink Weblink bron
    Simone van Zwienen
    “De Japanse duizendknoop verspreidt zich als een gek over Nederland” (24-07-2017), Tubantia
  4. Bronlink Weblink bron
    Romke van de Kaa
    “‘De wilde fruithaag kun je beter vervangen door een tamme’” (18-07-2019), Tubantia
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be