stond uit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stond uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitstaan

stond uit

  1. enkelvoud verleden tijd van uitstaan
    • Ik stond uit. 
    • Jij stond uit. 
    • Hij, zij, het stond uit. 


Gangbaarheid