stinkpoel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stink·poel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stinkpoel stinkpoelen
verkleinwoord stinkpoeltje stinkpoeltjes

Zelfstandig naamwoord

de stinkpoelm

  1. plas water met rottend afval
    • Steden als Parijs waren immers eeuwenlang ware stinkpoelen, waar ingewanden van geslachte dieren, stront en pis en etensresten vrijelijk door de stegen stroomden, dingen die je vandaag in krottenwijken van Derde Wereldsteden nog vindt. [2] 
  2. (figuurlijk) plaats waar veel foute zaken in het verborgene plaatsvinden
    • Maar nu de cruciale vraag: Hoe komt het Forum uit deze stinkpoel? Ze lagen er sneller in dan de LPF in 2002. En bij die kneuzen was het logisch. Hun leider was vermoord en zelf konden ze niks. Was wel lachen toen met die knettergekke Winnie de Jong, die randdebiele Nawijn, die besnorde vliegtuigspotter Herben en de onvervangbare komiek Eduard Bomhoff met zijn belletje. Maar nogmaals: toen was Pim dood. [3] 

Gangbaarheid

82 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[4]


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Standaard 15 FEBRUARI 2001 OM 00:00 UUR | Filip Huysegems ESSAY. Het ruikt hier naar zin
  3. NRC Youp van ’t Hek 27 april 2019 Henkie Tankie
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be