stigmatiseert
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- stig·ma·ti·seert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
stigmatiseren |
stigmatiseert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stigmatiseren
- Jij stigmatiseert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stigmatiseren
- Hij stigmatiseert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van stigmatiseren
- Stigmatiseert!