stemvolume

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stem·vo·lu·me
enkelvoud meervoud
naamwoord stemvolume stemvolumes
stemvolumen
verkleinwoord
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

het stemvolumeo

  1. de luidheid van de menselijke stem tijdens het praten
     'Als zij', zijn stemvolume daalde nog meer, 'ieens omvalt, is dat vreemd, op die leeftijd.'[1]
     Je hoorde het feilloos aan het stemvolume van de bondscoach: een resultaat tegen Italië was cruciaal voor De Boer, juist op een avond die hem en Oranje ook qua veldspel weer wat zuurstof verschafte. Tevreden wandelde De Boer meteen na afloop naar binnen, eindelijk met wat kleur op de wangen.[2]
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. “Noorderlicht” (2021), de Crime Compagnie, ISBN 9789461094766
  2. Bronlink geraadpleegd op 3 februari 2022 Weblink bron “Oranje en De Boer hebben weer blosje op de wangen na remise in Italië” (14-10-2020), Tubantia