stemverheffing

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stem·ver·hef·fing
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stemverheffing stemverheffingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de stemverheffingv

  1. luider spreken dan eerst, of dan normaal is
    • Ik begon weer op haar af te lopen, en Ginger zette zich schrap voor de aanval. / 'Zie je dan verdomme niet dat ik je alleen maar wil helpen?' zei ik met stemverheffing. [2] 
    • Daar ging de telefoon weer. Mijn moeder begon luid te praten met een blijkbaar zeer dove vriendin, terwijl Jifke, haar handgebaren volgend, koffie inschonk en Victoria en ik met stemverheffing probeerden te converseren met Gijs en Gezien. Toen de wekker na een kwartier afliep werd hij weer opgedraaid. [3] 
    • Zijn ministers kregen een week geleden te horen – met stemverheffing van de president – dat ze wat zuiniger moeten zijn met hun uitlatingen in de pers.[4] 
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Matheson, Richard
    Liefde na de dood [2011] ISBN 978-90-491-0751-2 pagina 248
  3. Mizee, Nicolien
    De halfbroer [2015] ISBN 978-90-388-0034-9 pagina 183
  4. de Standaard 15 NOVEMBER 2017
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be