spekzool

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spek·zool
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord spekzool spekzolen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de spekzoolv / m

  1. zachte, stroeve, niet erg modieuze schoenzool
    • Zie toch de spekzolen van coach Ron Jans: geen mens die ermee kan dansen. [1] 
    • Ik kwam net aangesjouwd met een tas boodschappen toen er op de bel werd gedrukt. Voor de deur stonden twee ambtenaren met spekzolen, naambordjes en een kartonnen doos op een steekwagentje. [2] 
    • De kale man naast me – keurig hemd, grijze wollen trui, bril met dik montuur, spekzolen – zucht en jammert. Hij had zichzelf eerder op de houten bank naast mij laten zakken en een koffie zonder melk en een appeltaart besteld. „Oh, en doe maar een fluitje.” Dit alles zit hij met gezwinde spoed naar binnen te werken, hij pauzeert alleen om te zuchten en te weeklagen. [3] 
    • Nog geen anderhalf uur later had het hele publiek zich verplaatst naar de show van Céline, een minstens zo geliefd modehuis. Daar liepen de modellen op veterschoenen met een ultradikke spekzool, die eruitzagen alsof ze op advies van een podoloog ontworpen waren. [4] 
Vertalingen

Gangbaarheid

84 % van de Nederlanders;
58 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. NRC Hugo Camps 23 augustus 2014 Spekzolen
  2. Het Parool DOOR: EVA HOEKE 5 OKTOBER 2014 De man, de kleine & de grote van Stadsdeel Oost en Sint Maarten
  3. NRC Georgina Verbaan 28 november 2015 Tophond
  4. NRC Nathalie Wouters Lekker modieus op je lelijke schoenen
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be