spa

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spa
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘mineraalwater’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1734 [1] [2] [3][4]
enkelvoud meervoud
naamwoord spa spa's
verkleinwoord spaatje spaatjes

Zelfstandig naamwoord

de spav

  1. spade, spitwerktuig, graafwerktuig
    • Met een spa kan men de grond omspitten, een schop wordt meer gebruikt om kuilen te graven. 
  2. bronwater [5]
Afgeleide begrippen
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen spa spader spaadst
verbogen spade spadere spaadste
partitief spaads spaders -

Bijvoeglijk naamwoord

spa [7]

  1. spade, laat

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[8]

Meer informatie

Verwijzingen