sorteert uit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sor·teert uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitsorteren

sorteert (...) uit

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitsorteren
    • Jij sorteert uit. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitsorteren
    • Hij sorteert uit. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van uitsorteren
    • Sorteert uit! 

Gangbaarheid