soepbeen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- soep·been
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van soep en been
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | soepbeen | soepbenen soepbeenderen |
verkleinwoord | soepbeentje | soepbeentjes |
Zelfstandig naamwoord
het soepbeen o
- (voeding) been dat in de soep wordt afgetrokken
Gangbaarheid
- Het woord soepbeen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "soepbeen" herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be