snoten af
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sno·ten af
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afsnuiten |
snoten (…) af
- meervoud verleden tijd van afsnuiten
- Wij snoten af.
- Jullie snoten af.
- Zij snoten af.
- Wij snoten af.
Gangbaarheid
- Het woord 'snoten af' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.