snoert aan

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • snoert aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aansnoeren

snoert (…) aan

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aansnoeren
    • Jij snoert aan. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aansnoeren
    • Hij snoert aan. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van aansnoeren
    • Snoert aan! 

Gangbaarheid