sneeuwarm
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sneeuw·arm
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van sneeuw zn en arm bn
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | sneeuwarm | sneeuwarmer | sneeuwarmst |
verbogen | sneeuwarme | sneeuwarmere | sneeuwarmste |
partitief | sneeuwarms | sneeuwarmers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
sneeuwarm
- (meteorologie) gekenmerkt door een naar verhouding geringe hoeveelheid sneeuw
- ▸ Winter 2022 was bijzonder zacht, nat en sneeuwarm.[1]
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord 'sneeuwarm' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Weer.nl” (27 februari 2022)