slaapstee
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- slaap·stee
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | slaapstee | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- plaats waar men kan slapen
- ▸ Van Vaernewijck ziet mensen ziek worden. Mannen en vrouwen liggen ’s nachts zuchtend en handenwringend op hun slaapstee.[2]
- ▸ Bij dit alles zullen de orthodox-reformatorische kerkmuzikant en zijn opdrachtgevers zich nog eens genietend op de andere zij wentelen op hun eikenhouten slaapstee, zacht voor zich uit mompelend: „Dit gaat onze deur gelukkig geheel voorbij.”[3]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord slaapstee staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "slaapstee" herkend door:
71 % | van de Nederlanders; |
73 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Jan-Kees Karels“Judith Pollmann geeft stem aan ‘gewone’ katholiek in Tachtigjarige Oorlog” (02-12-2011), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Weblink bron Piet van de Wege“Spanningsloze liedcultuur als een bedreiging voor de kerk” (08-04-2019), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be