slaapkamerraam

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • slaap·ka·mer·raam
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord slaapkamerraam slaapkamerramen
verkleinwoord slaapkamerraampje slaapkamerraampjes

Zelfstandig naamwoord

het slaapkamerraamo

  1. raam van een slaapkamer
     Het eerstvolgende dat ik mij kan heugen, is de muur van sneeuw die ons huis volledig had ingesloten. De enige manier om binnen te komen, was door mijn slaapkamerraam op zolder."[2]
     Uit het politieonderzoek bleek bovendien dat Van der K. in zijn woning een beveiligingscamera had staan. Die was niet gericht op zijn bezittingen, maar op het slaapkamerraam van een achterbuurvrouw.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron “Terugblik op horrorwinter 1979: 'Het brocht de lu dichter bie mekoar'” (10-02-2019), NOS
  3. Bronlink Weblink bron “Drie jaar cel geëist tegen VVD-kandidaat voor hacken naaktfoto's BN'ers” (03-12-2019), NOS