slaapbank

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

een slaapbank als bank en als bed
Uitspraak
Woordafbreking
  • slaap·bank
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord slaapbank slaapbanken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de slaapbankv / m

  1. (meubel) een meubelstuk dat geschikt is als bank én als bed
    • Het lekkerst slaap je toch wel in je eigen bed, dus waarom zou je de nacht voor dé grote dag als bruid bij je ouders op de slaapbank gaan liggen? Je slaapt slecht en de volgende dag kun je op je wallen naar de ceremonie.[3] 
    • Back to basic. Dat wil zeggen: geen televisie, geen wifi. Wel met een zeker comfort, want dit minihuisje telt een (tweepits) kookplaat, koelkast, kledingkast, tweepersoons- en stapelbed en in mijn geval (gelukkig dus zelfs een douche. Er is elektriciteit en warm en koud water. Met ruimte voor vier personen in de lavendelblauwe bedden, aan de matzwarte ronde de tafel, met een beetje inschikken op de grijs gemêleerde slaapbank en anders voor iemand in de bruinlederen designvlinderstoel. Dus eigenlijk is het niet echt tiny.[4] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. slaapbank op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. de Telegraaf 08 okt. 2017
  4. de Telegraaf SIGRID STAMKOT 15 aug. 2017
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be