sla af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sla af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afslaan

sla af

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afslaan
    • Ik sla af. 
  2. gebiedende wijs van afslaan
    • Sla af! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afslaan
    • Sla je af? 
  4. aanvoegende wijs van afslaan


Gangbaarheid