seinvuur
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sein·vuur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | seinvuur | seinvuren |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het seinvuur o
- (communicatie) in brand gestoken materiaal bedoeld als teken voor personen die zich ver weg bevinden
- Zodra de karavaan haar tenten opslaat, op de laatste avond voordat ze de mond van de Siatangrivier bereikt, zal Bchara, die de bewegingen ervan van boven uit de bergen waarneemt, een seinvuur aanleggen. Aziz-chons patrouilles zullen dat zien en op diezelfde nacht zal Aziz-chon de Grote Rivier oversteken. [2]
Gangbaarheid
- Het woord 'seinvuur' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Lutnitski, D."Nisso het meisje van de Siatang-rivier" in: De Waarheid jrg. 13 nr. 1485 (16 maart 1954); p. 3 kol. 3; geraadpleegd 2017-10-20
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Communicatie in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal