schopper
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- schop·per
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van schoppen met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schopper | schoppers |
verkleinwoord | schoppertje | schoppertjes |
Zelfstandig naamwoord
de schopper m
- iemand die schopt
Hyponiemen
Gangbaarheid
- Het woord schopper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.