schoeiing
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- schoei·ing
Woordherkomst en -opbouw
- naamwoord van handeling van schoeien met het achtervoegsel -ing [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schoeiing | schoeiingen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de schoeiing v
- bekleding van een wal of put
Synoniemen
Vertalingen
1. bekleding van een wal of put
Gangbaarheid
- Het woord schoeiing staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schoeiing" herkend door:
65 % | van de Nederlanders; |
25 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ schoeiing op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be