schaffen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schaf·fen
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘tot stand brengen, bezorgen’ voor het eerst aangetroffen in 1350 [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
schaffen
schafte
geschaft
zwak -t volledig

Werkwoord

schaffen

  1. overgankelijk (verouderd) beschikbaar maken
    • Wat schaft de pot? 
    • 't Verkwiklijk veldgroen schafte altijd
      Een overheilzaam rusttapijt;
      ....
      Voor die zich in zijn schaduw bogen.[3]
       
Uitdrukkingen en gezegden
  • eten wat de pot schaft
zonder dat men kan kiezen, eten wat er gekookt is
•  Zittend op een steen aten we wat de pot schafte. [4] 
Hyponiemen

Gangbaarheid

84 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. "schaffen" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. schaffen op website: Etymologiebank.nl
  3. "De Gouden Eeuw" in Kleine dichterlijk handschriften
    Pieter Johannes Uylenbroek
    Uitegeven Schalekamp en Van de Grampel, 1823
  4. Tim Voors: Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada, 2018
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be


Duits

Werkwoord

schaffen

  1. klaarspelen