schaatst

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schaatst

Werkwoord

vervoeging van
schaatsen

schaatst

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schaatsen
    • Jij schaatst. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schaatsen
    • Hij schaatst. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van schaatsen
    • Schaatst!