ruien

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rui·en
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘periodiek haren verliezen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1567 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ruien
ruide
geruid
zwak -d volledig

Werkwoord

ruien

  1. (van vogels) op regelmatige tijden van veren wisselen.
    • Deze vogels hebben nog niet geruid. 
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

de ruienmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord rui

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen