rodelaar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ro·de·laar
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van rodelen met het achtervoegsel -aar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rodelaar | rodelaars |
verkleinwoord | rodelaartje | rodelaartjes |
Zelfstandig naamwoord
de rodelaar m
- (sport) iemand die rodelt (met een slee de helling afstormt)
Verwante begrippen
- mannelijke vorm van rodelaarster
Gangbaarheid
- Het woord rodelaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.