ridderwoord

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rid·der·woord
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ridderwoord ridderwoorden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het ridderwoordo [1]

  1. het erewoord van een ridder; de betouwbare belofte van een ridder
     Ik beloof je echter op mijn ridderwoord je alles te geven, en zelfs meer nog dan dat, als je binnen dit uur en morgennacht dat schip in brand steekt.[2]
     ' `Daarom beloof ik u op mijn ridderwoord, heer,' zei Tirant, 'dat ik bij de eerste veldslag vriend en vijand ermee zal verbazen.[2]
Synoniemen


Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. 2,0 2,1
    Joanot Martorell en Martí Joan de Galba
    “Tirant lo Blanc” (1987), Schocken, ISBN 0805238999