retourtermijn
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- re·tour·ter·mijn
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | retourtermijn | retourtermijnen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de retourtermijn m
- de periode waarin een klant een product kan retourneren