reserveband

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·ser·ve·band
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord reserveband reservebanden
verkleinwoord reservebandje reservebandjes

Zelfstandig naamwoord

de reservebandm

  1. (verkeer) een band die ter reserve wordt aangehouden en bedoeld is om te gebruiken indien een andere band kapot gaat.
    • Toen de autoband was geklapt heb ik de reserveband op de auto gezet. 
Synoniemen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be