raketwerper

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

raketwerper
Uitspraak
Woordafbreking
  • ra·ket·wer·per
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord raketwerper raketwerpers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de raketwerperm

  1. (militair) een wapen waarmee aangedreven projectielen gelanceerd kunnen worden
    • Verdachten Ernst-Volker Staub (61), Burkhard Garweg (47) en Daniela Klette (57) pleegden op 25 juni 2016 in het Duitse Cremlingen een overval op een geldwagen. De bestuurder en bijrijder werden beschoten met een kalasjnikov en bedreigd met een raketwerper. In Duitsland werd vorig jaar al een beloning van 80.000 euro uitgeloofd voor de gouden tip. [1] 
    • De politie heeft vannacht een verdachte opgepakt voor het beschieten van het bedrijf Pijper Media in Amsterdam, uitgever van bladen als Panorama en Nieuwe Revu, met een antitankwapen. De raketwerper, een wapen bedoeld om pantservoertuigen uit te schakelen, werd op straat gevonden. [2] 
    • Justitie was niet alleen bang voor ontsnappingsgevaar. Ook met een aanslag op Holleeder werd rekening gehouden. Toen hij in het Scheveningse penitentiair ziekenhuis revalideerde, was men beducht voor een aanval met een raketwerper. Om dat scenario te voorkomen, werden er vier containers met zand voor Holleeders celraam geplaatst. [3] 
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen