programmeert
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pro·gram·meert
Werkwoord
vervoeging van |
---|
programmeren |
programmeert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van programmeren
- Jij programmeert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van programmeren
- Hij programmeert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van programmeren
- Programmeert!