programmeert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pro·gram·meert

Werkwoord

vervoeging van
programmeren

programmeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van programmeren
    • Jij programmeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van programmeren
    • Hij programmeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van programmeren
    • Programmeert!