profclub
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- prof·club
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van prof zn en club zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | profclub | profclubs |
verkleinwoord | profclubje | profclubjes |
Zelfstandig naamwoord
- (sport) sportclub waarbijsommige spelers geld verdienen met het beoefenen van hun sport
- De Koninklijke Belgische Voetbalbond (KBVB) zal profclubs voortaan ook sportief kunnen bestraffen wanneer een competitiewedstrijd door het toedoen van supporters definitief stilgelegd moet worden. De Raad van Bestuur en de Algemene Vergadering van de Pro League keurden dinsdag een nieuw reglement goed waarin nu ook puntenaftrek opgenomen wordt. [1]
- Passchier, die deze maand 60 jaar getrouwd zou zijn met zijn Coks, wordt geboren in Dordrecht, waar hij later nog een tijdje voorzitter zou worden van de profclub. Hij wordt vader van drie zoons. ,,Geen strenge vader, af en toe wat ongeduldig.” [2]
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord profclub staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.