prikkelateur

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • prik·ke·la·teur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord prikkelateur prikkelateurs
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het prikkelateuro

  1. (beroep) iemand die met een prikstok (zwerf)afval langs wegen of spoorwegen opruimt
     Na jarenlange bezuinigingen op het schoonhouden van de stad zagen we vrijdagmiddag het toppunt: twee prikkelateurs die papiertjes die op de Dam zwierven, in plastic zakken deden.[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. C.N. Rutz
    Met de kraan open in: Lezersbrieven 'De afvalbakken vaker legen: hoe moeilijk kan het zijn?' (24 juni 2017), Parool