politoloog

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • po·li·to·loog
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord politoloog politologen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de politoloogm

  1. (beroep) (politiek) iemand die stelselmatig het bestuur van samenlevingen bestudeert
     Bij deze synthese-activiteit is het type van de ‘pacificatiedemocratie’, zoals het door de Nederlandse politoloog A. Lijphart is ontwikkeld, als steunpunt genomen.[1]
Synoniemen
Opmerkingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 20 december 2023 Weblink bron
    Luc Huyse
    “Passiviteit, pacificatie en verzuiling in de Belgische politiek. Een sociologische studie.” (1970), Standaard Wetenschappelijke Uitgeverij, Antwerpen / Utrecht, ISBN 9002113374, p. 8
  2. Bronlink geraadpleegd op 20 december 2023 Weblink bron
    Peter Bakema
    “Vlaams-Nederlands woordenboek.”, 2de druk (maart 2004), Standaard, Antwerpen / Het Spectrum, Utrecht, ISBN 90 712 0662 9, p. 255