politieonderzoeker
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- po·li·tie·on·der·zoe·ker
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van politie zn en onderzoeker zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | politieonderzoeker | politieonderzoekers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de politieonderzoeker m
- (beroep) iemand die onderzoek doet naar en voor de politie
- ▸ Het wapenstelsel in Nederland is redelijk goed, stelde Yme Joustra, voorzitter van het Landelijk Platform Vuurwapens. Politieonderzoeker Jaap Timmer waarschuwde voor al te stevige maatregelen en symboolpolitiek. Hij wees op 'draconische maatregelen' in Engeland, waarna het aantal schietincidenten alleen maar steeg.[1]
- ▸ De tweede onderzoeker, dr. Henk Ferwerda, is criminoloog, politieonderzoeker en directeur van Bureau Beke. Sinds 1986 publiceert en adviseert hij op diverse terreinen van de criminaliteit, het veiligheidsbeleid en de strafrechtsketen. Hij is ook lid van de commissie Veiligheidszaken van de KNVB.[2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord politieonderzoeker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “'Nieuwe regels voor wapenbezit niet aan de orde'” (17-11-2011), Tubantia
- ↑ Weblink bron Gerben Kuitert en Pim Lindeman“Onafhankelijk onderzoek naar actie bij FC Twente - PSV” (03-05-2017), Tubantia