piercen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pier·cen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
piercen
piercete
gepiercet
zwak -t volledig

Werkwoord

piercen

  1. overgankelijk het aanbrengen van voorwerpen door doorboring van de huid
    • Zijn wenkbrouwen waren gepiercet. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be