pessimist
Uiterlijk
- pes·si·mist
- afgeleid van pessimisme met het achtervoegsel -ist [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pessimist | pessimisten |
verkleinwoord | pessimistje | pessimistjes |
de pessimist m
- (psychologie) iemand die geneigd is alles van de negatieve kant te zien
- Toen de wapenstilstand ten slotte een aannemelijk vooruitzicht werd, begon de hoop het er levend af te brengen zelfs bij de grootste pessimisten post te vatten. [2]
- (filosofie) aanhanger van het pessimisme
- Het woord pessimist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pessimist" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ pessimist op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Lemaitre, PierreTot ziens daarboven 2014 ISBN 9789401601931 pagina 11
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud |
---|---|
pessimist | pessimists |
pessimist
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -ist in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Psychologie in het Nederlands
- Filosofie in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %
- Woorden in het Engels
- Woorden in het Engels van lengte 9
- Zelfstandig naamwoord in het Engels