performantie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • per·for·man·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord performantie -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de performantiev

  1. vermogen om prestaties te leveren
     De performantie van een onderneming meet - in algemene zin - de efficiëntie en slagkracht waarmee ze actief is en vormt daarmee een belangrijke indicator voor de overlevingskans van een onderneming.[1]
  2. (taalkunde) feitelijk taalgebruik in concrete situaties in tegenstelling tot het geheel van abstracte taalregels dat een mens door zijn aangeboren taalvermogen ontwikkelt
     Voor de chomskyaanse taalkunde is de performantie van secundair belang, omdat zij afhankelijk is van de competentie en verder bepaald wordt door allerlei niet-linguïstische factoren als communicatiesituatie, sociale context, concentratievermogen, geheugen e.d.[2]
  3. (letterkunde) vaardigheid om tekst te maken die in een bepaalde literaire traditie of omgeving past
     Ook een literaire tekst moet leven ‘te midden van de mensen’. Welnu, dergelijke registers bespeelt iemand als Hugo Claus meesterlijk. Zo geletterde mensen ‘de lat lager leggen’, zoals de slogan van de poëzie-avonden in schouwburg of café of dancing luidt, dan kan Claus daaraan meedoen als virtuoos van de attractie en de performantie.[3]
Opmerkingen
  • De eerste betekenis "vermogen om prestaties te leveren" is vooral gangbaar in Vlaanderen. [4]
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 4 januari 2021 Weblink bron
    Patrick van Cayseele
    “De groeikracht van de economie: een empirische micro-economische analyse voor Vlaanderen” (2001), Leuven University Press, Leuven, ISBN 9789058671585, p. 29
  2. Bronlink geraadpleegd op 4 januari 2021 Weblink bron “Algemeen letterkundig lexicon : competentie” op dbnl.nl
  3. Bronlink geraadpleegd op 4 januari 2021 Weblink bron
    Marcel Janssens
    De heisa rond Belladonna - 3. Een lectuur (en een probleem) in: Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde., jrg. 2003 nr. 1 (2003), Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde, Gent, p. 36
  4. Boon, Ton den & Rudi Hendrickx
    (red.), Van Dale: Groot woordenboek van de Nederlandse taal, 15e druk, 3 delen, Utrecht/Antwerpen: Van Dale Uitgevers, 2015; ISBN 9789460772221