pedaleert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pe·da·leert

Werkwoord

vervoeging van
pedaleren

pedaleert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pedaleren
    • Jij pedaleert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pedaleren
    • Hij pedaleert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van pedaleren
    • Pedaleert!