parachuteerden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pa·ra·chu·teer·den

Werkwoord

vervoeging van
parachuteren

parachuteerden

  1. meervoud verleden tijd van parachuteren
    • Wij parachuteerden. 
    • Jullie parachuteerden. 
    • Zij parachuteerden.