papierrol

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

papierrol
Uitspraak
Woordafbreking
  • pa·pier·rol
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord papierrol papierrollen
verkleinwoord papierrolletje papierrolletjes

Zelfstandig naamwoord

de papierrolv / m [1]

  1. een opgerolde strook papier
     Papa vraagt of je je papierrol de laatste tijd nog gecontroleerd hebt.[2]
     Ze verloor haar man Cees vijf jaar geleden. Hij kwam om het leven toen op het werk een papierrol van 600 kilo op hem viel.[3]


Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Shopaholic zegt ja” (2019), The House of Books, ISBN 9789044346176
  3. Bronlink geraadpleegd op 24 april 2024 Weblink bron “'Juist mijn man waarschuwde altijd dat het niet veilig was op het werk'” (Vrijdag 28 april 2017, 20:21), NOS