papier

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pa·pier
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘beschrijfbaar materiaal’ voor het eerst aangetroffen in 1361 [1][2]
enkelvoud meervoud
naamwoord papier papieren
verkleinwoord papiertje papiertjes

Zelfstandig naamwoord

het papiero

  1. (materiaalkunde) een dun vezelachtig beschrijfbaar materiaal
    • Hij schreef zijn recensie op papier. 
     Dan raapten we alle papiertjes en troep van de grond op om zo geen enkel spoor achter te laten.[3]
  2. (juridisch), (pregnant) officieel bewijsstuk
    • Niet de vereiste papieren hebben. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Het bestaat op enkel op papier.
Er is schriftelijk vastgelegd dat iets bestaat, rechtsgeldigheid heeft etc., maar in de praktijk valt daar niets van te merken
  • De goede/juiste papieren hebben
Over de juiste eigenschappen beschikken voor iets
  • In de papieren lopen
Gezegd van iets dat veel geld blijkt te kosten
  • Papier is geduldig.
Er kan veel worden opgeschreven (echter zonder dat er verder iets concreets mee gebeurt)
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen


Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord papier papiere

Zelfstandig naamwoord

papier

  1. papier o.


Frans

enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  papier     le papier     papiers     les papiers  
Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

papier m

  1. papier o.


Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

papier

  1. papier